In en uit de praktijk
Kroniek van het Nederlands als vreemde taal
Alice van Kalsbeek (Universiteit van Amsterdam)
Het is bekend dat docenten graag zelf materiaal ontwikkelen. Naast bestaande leergangen hebben de meesten een map met favoriete teksten en werkvormen om een cursus nog meer af te stemmen op de wensen en behoeften van de cursis-ten. Soms is er een verzamelmap voor het hele team. Auteurs en producenten van leergangen zien dat graag: hoe meer materiaal er om een leergang heen is gemaakt, des te steviger de leergang in het curriculum is verankerd. Hoe dikker de mappen, hoe beter, zou je zeggen. Maar er is een kritische grens, zo blijkt uit een aantal recente publicaties. Als de map te dik wordt en van goede kwaliteit is, weekt het materiaal zich los van de leergang. De gei'nteresseerde uitgever doet de rest. Zo ontstaan weer nieuwe leermiddelen of naslagwerken met het label 'in de praktijk ontstaan'. Er zijn ook mappen die niet speciaal naast een leergang zijn ontwikkeld, maar als zelfstandig cursusmateriaal - bijvoorbeeld omdat de doel-groep zo specifiek is - die ook resulteren in een uitgave. Ten slotte worden leermiddelen en naslagwerken in opdracht van een uitgever ontwikkeld volgens een bepaald concept dat bij meer talen wordt toegepast. De publicaties die hier worden besproken zijn exponenten van deze drie ontwikkelingspatronen. In de vorige kroniek kondigde ik aan deze keer meer aandacht te besteden aan Vlaamse producten omdat er een aantal op stapel stond. Die zijn intussen allemaal ver-schenen.
Vanzelfsprekend
Om te beginnen de herziene editie van Vanzelfsprekend. De eerste uitgave dateert van 1998; die bestond uit een tekstboek, een werkboek, twee video's en drie audiocassettes. Van de boeken waren er twee varianten: een voor Franstaligen en een voor Engelstaligen. De herziene uitgave is 'geheel herwerkt en gemoderni-seerd', aldus de auteurs. Wat dat precies inhoudt, lezen we in het docentenboek Van theorie naar praktijk. De tekstboeken, de werkboeken en de luisteroefeningen zijn gehandhaafd, alsmede de soaps, alleen de dragers zijn veranderd: het audio-materiaal is nu op cd's opgenomen en de soap met andere onderdelen op dvd. Van de boeken is de vormgeving aangepast, ze zien er eigentijdser en rustiger uit dan de oude versie.
De soaps zijn niet veranderd qua scenario, regie en acteurs, maar, zoals de uit-gever op de website vermeldt, 'in een nieuwe look en feel gestoken'. Vanwege de grote populariteit en de tijdloosheid konden ze nog wel een tijdje mee, was de gedachtegang. En zo is het. Eenvoudige, droge onderwerpen die een beginners-cursus moet bevatten krijgen door de humoristische benadering van de soap soms iets absurdistisch. Dat is een welkome aanvulling op de teksten. Je moet natuurlijk wel van dat soort humor houden. Naast de soaps bevat de dvd per deel (Vanzelfsprekend bestaat uit tien delen) een intro, taalonderdeel, grammatica en een reportage. De reportages zijn nieuw en vormen een interessant onderdeel van het pakket. Ze gaan over verschillende aspecten van België: geografie, onderwijs, vrije tijd, wooncultuur, religie, kunst en cultuur, etc., waardoor de beginnende taal-leerder niet alleen geconfronteerd wordt met de basiselementen van taal en cultuur, maar ook al iets mee krijgt van bijvoorbeeld de Vlaamse primitieven.
Vanzelfsprekend besteedt niet alleen aandacht aan culturele aspecten in de zin van cultuur met de grote C, maar ook aan gewoontes en gebruiken, en aan cultuur-verschillen. Door de figuur van Paolo Sanseverino, een Italiaan, wordt de Belgi-sche/Vlaamse cultuur vanuit het perspectief van een buitenlander gezien, waardoor ook vooroordelen en stereotypen aan de orde kunnen komen. Het hangt van de docent af hoe er met dit soort stereotypen wordt omgegaan, maar in ieder geval is er voldoende input. Het devies van de oude uitgave 'Cultuur door taal, taal door cultuur' wordt hiermee recht gedaan.
Storend op de dvd vind ik de (lange) intro's die tussen alle onderdelen zijn ge-monteerd. Dat soort riedeltjes gaan vrij gauw op je/mijn zenuwen werken. Een praktisch probleem vind ik dat de tekst- en werkboeken geen inhoudsopgaven hebben en dat er nergens een overzicht staat van alle onderdelen met daarbij wat zich op welke drager bevindt. Zo ontdekte ik pas later dat je op de site van de uitgever (www.acco.be/uitgeverij) via 'downloads' een aantal fragmenten van oe-feningen uit het werkboek kunt beluisteren.
Van theorie naar praktijk
De grootste vernieuwing van de herziene uitgave van Vanzelfsprekend is het docen-tenboek Van theorie naar praktijk. Ontbrak bij de eerste editie een handleiding voor de docent, die omissie is met deze uitgave ruimschoots gecompenseerd. Het is een lijvig werk geworden van in totaal 304 pagina's. In deel 1 ('Theoretisch kader en didactische tips') worden hoofdlijnen uit de hedendaagse didactiek van het vreemdetalenonderwijs over onder andere het omgaan met groepen, het woor-denschataanbod, de rol van grammatica en het culturele aanbod in de leergang, beschreven en teruggekoppeld naar theoretische inzichten over (taal)leren. Vervolgens wordt uiteengezet hoe de didactische principes kunnen worden toegepast op Vanzelfsprekend ('Werken met de leergang'). Dit gedeelte bevat ook een verant-woording van de didactische aanpak die in Vanzelfsprekend is gevolgd, de eclecti-
sehe: 'Er zijn kenmerken in terug te vinden van het inhoudsgericht taalonderwijs, van de lexicale communicatieve benaderingen, van de vormbewustmakingstheo-rieën en van de gedwongen productiebenadering' (p. 35).
Dat lijkt een heleboel, maar elders in de inleiding wordt aan deze waaier van uitgangspunten richting gegeven:
Hopelijk is hiermee duidelijk dat de diversiteit van onderwijspraktijken van Vanzelfsprekend (het eclecticisme) in functie staat van de didactische doelstelling de leerder tot doelgericht communicatief taalgebruik aan te zetten. Het eclecticisme staat daarmee in een eenduidig taakgericht perspectief (p. 34).
Argumenten voor die eclectische aanpak zijn dat diversiteit belangrijk is omdat (volwassen) taalleerders verschillende leerstijlen en -tempi hebben en, volgens Gardner1i 'multiple intelligences' (p. 16). De ene leerder wil alles gevisualiseerd hebben, de andere pikt al luisterend de taal op; de een wil eerst analyseren en dan toepassen, de ander leert in de praktijk.
Het tweede deel van het boek, het praktijkgedeelte, bestaat uit een beschrijving van mondelinge en schriftelijke opdrachten voor in de klas, met de bijbehorende kopieerbladen. Het beslaat ruim tweederde van de totale omvang van het boek en omvat een grote hoeveelheid creatieve en speelse, productieve oefeningen. De oe-feningen zijn het resultaat van jaren ervaring van docenten die met de leergang Vanzelfsprekend hebben gewerkt. Het praktijkdeel volgt de structuur van Vanzelfsprekend maar de opdrachten kunnen ook onafhankelijk van die leergang ingezet worden bij hooggeschoolde cursisten van de niveaus Ai en A2 van het Europees Refe-rentiekader, aldus de auteurs (p. 3 van de Inleiding van deel 2). Dat is iets te makkelijk gezegd, want, als een andere leergang al dezelfde thema's behandelt (wat op zich niet ondenkbaar is), betekent dat niet vanzelfsprekend dat de volg-orde waarin de thema's worden aangeboden en de opbouw van de woordenschat synchroon lopen met die van Vanzelfsprekend. Daardoor kunnen oefeningen net te makkelijk of veel te moeilijk zijn als je ze bij een andere leergang inzet.
Dit dilemma kenmerkt het hele boek: enerzijds geeft het de theoretische onder-bouwing voor Vanzelfsprekend en die leergang bepaalt ook de lijn van de oefeningen, anderzijds bevat het boek zoveel waardevols dat het jammer zou zijn dat alleen voor de gebruikers van Vanzelfsprekend te houden. Ik begrijp de keuze van de auteurs daarom wel om het boek niet als een docentenhandleiding bij Vanzelfsprekend te presenteren, maar als 'Docentenboek bij basiscursussen' met de aanbe-veling dat het een geschikt naslagwerk voor de praktijk is, zowel voor beginnende als meer ervaren lesgevers NT2/NVT. Docenten moeten echter wel weten dat het zo in elkaar zit.
Een laatste opmerking betreft het feit dat Vanzelfsprekend ook voor zelfstudie wordt aanbevolen. Mijns inziens botst dat een beetje met het taakgerichte aspect van de leergang, dat juist om samenwerking vraagt.
In Van theorie naar praktijk worden suggesties gegeven aan de docent om taakge-richt te werken met het materiaal, zoals de 'vooraftaak'. Dat is een taalgebruiks-taak of taaltaak die de studenten kennis laat maken met de nieuwe elementen van de les en ze als het ware prikkelt om het nieuwe onderdeel te lijf te gaan. Voor de zelfstudiestudent zijn dat soort voorbereidende oefeningen er niet. Dat geldt ook voor de luisterstrategieen: globaal luisteren, gericht luisteren en nauwgezet luis-teren. De oefeningen in het werkboek trainen met name gericht luisteren en nauwgezet luisteren. Het docentenboek geeft veel meer suggesties om met een luistertekst om te gaan en daarin zijn ook extra luisteroefeningen opgenomen, maar die zijn niet opgenomen in het werkboek. En al die interactieve oefeningen uit Van theorie naar praktijk zijn (uiteraard) ook niet in je eentje te doen. Dus de inhoudelijke vernieuwingen in deze uitgave van Vanzelfsprekend, die het een meer-waarde geven ten opzichte van de eerste uitgave, komen in eerste instantie het gebruik in de klas ten goede. De nieuwe dragers (cd en dvd) maken Vanzelfsprekend natuurlijk wel toegankelijker voor studenten die zelfstandig met het materiaal aan de slag willen, maar bij een echte zelfstudiecursus zou ik toch op zijn minst een elektronische component met interactieve oefeningen verwachten.
Het geheel overziend vind ik de herziene uitgave van Vanzelfsprekend, inclusief het docentenboek Van theorie naar praktijk, een aantrekkelijk pakket, waar ook do-centen die de leergang niet integraal willen gebruiken hun voordeel mee kunnen doen. Van theorie naar praktijk is voor iedere docent die basiscursussen geeft een bron van inspiratie.
Nu versta ik je!
Vanuit de praktijk ontstaan is ook Nu versta ik je!, aanvankelijk als extra cursus naast de lessen met Vanzelfsprekend en Niet vanzelfsprekend, maar evenals Van theorie naar praktijk, verzelfstandigd. Behalve docenten hebben er ook logopedisten aan gewerkt. Dat is misschien de reden dat er niet alleen uitspraak- en intonatieoefe-ningen worden aangeboden, maar ook uitleg hoe je de klanken vormt. In het boek wordt bij iedere les in begrijpelijke taal aangegeven wat je moet doen met je kaak, je tong en je lippen om een bepaalde klank te produceren. Heerlijk, ook voor een docent!
Bij het boek hoort een cd. De oefeningen zijn ingesproken in de Zuid-Neder-landse standaardvariant door afwisselend een man en een vrouw, die duidelijk spreken. Soms zo duidelijk dat er bijna geen sprake is van 'verbonden spraak'. Nu versta ik je! wordt gepresenteerd als geschikt voor de anderstalige student die zelf zijn uitspraak wil verbeteren en het begint met een aantal 'afspraken' die de auteurs met de student maken waarin de belangrijkste kenmerken van verbonden spraak worden vermeld, zoals dat de slot-n na een sjwa meestal wegvalt en dat de [z] onder invloed van de [t] een [s] wordt. De student kan uit de aangeboden cyclus van klanken klankcombinaties en oefeningen de voor hem of haar rele-
vante selecteren, maar er is ook niets tegen het boek van voor naar achter te door-lopen. De aanpak is contrastief, dat wil zeggen dat combinaties van klanken worden aangeboden die vaak door anderstaligen worden verwisseld. Naast klankoe-feningen besteedt Nu versta ik je! ook aandacht aan zinsaccent, klankverbindingen en prosodie. Om de transfer naar spontane spraak te bevorderen zijn er commu-nicatieve oefeningen zoals taalriedels, dialogen, open vragen en rollenspelen.
Er is een appendix met extra uitspraakoefeningen bij de leergangen Vanzelfpre-kend en Niet Vanzelfsprekend. Daardoor hinkt het materiaal een beetje op twee be-nen. Als ik lees dat ook de opdrachten bij Vanzelfsprekend zo algemeen zijn dat ze bij alle lessen gebruikt kunnen worden, dan vraag ik me af: wat maakt dan dat ze 'bij Vanzelfsprekend horen'? In die zin lijdt dit boek aan hetzelfde euvel als Van theorie naar praktijk.
ledere les kent drie fases: verkennende fase - receptieve fase - productieve fase. De instructies voor de docent waarin bij alle drie onderdelen stapsgewijs wordt uiteengezet wat de docent moet doen, gaat vergezeld van praktische tips als: 'De [h] is eens diep zuchten of aan elkaars adem ruiken'. Klanken zijn opgehangen aan referentiewoorden: man - aap, been - tien, met daarbij tekeningen. Op de website van de uitgever (www.acco.be/uitgeverij) kan men via 'downloads' tekeningen in groot formaat vinden die bij de referentiewoorden horen, een versie met het woord en een zonder. Naast een duidelijke opbouw biedt Nu versta ik je! gevari-eerde oefenvormen aan, zoals 'luister en sorteer de woorden (hoort het bij 'foto' of bij 'vis')', 'ritmische reeksen', 'zeg na', 'antwoord en geef de vraag door', 'welke emotie hoor je?', taalriedels, tongtwisters, rijmpjes, poëzie en rollenspelen.
'Handige tips en oefeningen maken het boek ook geschikt voor gebruik in de klas' zeggen de auteurs. Ik denk dat het materiaal het meest tot zijn recht komt in een combinatie van zelfstudie en groepslessen. Bij zelfstudie alleen vervalt name-lijk een deel van de oefeningen. Bovendien zijn de instructies voor de docent veel uitgebreider dan die voor de cursist, ook hier doemt de vergelijking met Vanzelfsprekend weer op. Nu versta ik je! is een prettig, praktisch boek waar van alles wat met uitspraak en intonatie te maken heeft in staat. Van harte aanbevolen.
Thematische woordenschat Nederlands voor anderstaligen
Thematische woordenschat Nederlands voor anderstaligen is bedoeld voor anderstaligen die een beperkte kennis van het Nederlands hebben en die kennis willen uitbrei-den. 'Het boek kan naast elke lesmethode Nederlands gebruikt worden. Het is handig bij zelfstudie, maar ook in de klas' (p. 5). In dit geval gaat dat wel op: een woordenboek kun je overal gebruiken. Circa 6000 relevante en frequente woorden zijn geselecteerd op basis van het Europees Referentiekader en een aantal woor-denboeken en leergangen voor studenten Nederlands als tweede taal. De woorden zijn thematisch georganiseerd in vijfentwintig hoofdstukken, over thema's als 'persoonlijke gegevens', 'beroep en arbeid', 'onderzoek en techniek', 'staat',
'recht en politiek', 'ruimte en tijd', 'taal en communicatie'. Het laatste hoofdstuk is getiteld 'structuurwoorden' en bevat lidwoorden, voornaamwoorden en voeg-woorden.
Er is een verdeling aangebracht (en zichtbaar gemaakt) in basiswoordenschat (3000), waarbinnen de 1000 meest frequente woorden vallen, de zogenaamde 'elementaire woordenschat', en vervolgwoordenschat (3000). Daaraan worden de niveaus van het Europees Referentiekader gekoppeld, resp. Ai, Bi, Ci. Bij mijn weten is er nooit een formele koppeling gemaakt tussen woorden en de niveaus van het Europees Referentiekader. Er zijn uiteraard wel domeinen beschreven en taalactiviteiten en competenties geformuleerd, maar de bewering dat deze inde-ling in drie categorieën woorden aansluit bij de drie niveaus van het ERK is vol-gens mij nattevingerwerk. Er wordt in ieder geval door de auteurs niet verwezen naar erkende frequentielijsten of onderzoeken op dat gebied.
Thema's zijn verdeeld in kleinere hoofdstukjes van woorden die bij elkaar ho-ren. In het thema 'natuur, milieu en ecologie' bijvoorbeeld staan bij elkaar: mooi, helder, de schaduw, zonnig, zonovergoten, tropisch. Voor het opbouwen van een netwerk in je hoofd zou het kunnen helpen om af en toe eens zo'n paginaatje door te nemen. Het boek ziet er ook wel zo aantrekkelijk uit dat het daartoe uitnodigt.
Woorden worden omschreven en krijgen een voorbeeldzin of synoniem, soms een tekening. Voor de omschrijving is gebruikgemaakt van 'ongeveer de basiswoordenschat'. Een probleem van de thematische indeling is dat de omschrijvin-gen en voorbeeldzinnen woorden bevatten die in hetzelfde thema voorkomen, met andere woorden dat het ene te leren woord met het andere wordt verklaard. In onderstaande voorbeelden behoren de gecursiveerde woorden allemaal tot hetzelfde thema. De vraag is dan nog hoe makkelijk die woorden te leren zijn. Woordbetekenissen afleiden uit de context kan immers alleen (en zelfs dan is het niet makkelijk) als die context pregnant is, niet als die ook weer een heleboel nieuwe woorden bevat.
de generaal (-s) De generaal gaf het bevel te schieten.
het bevel (-elen) In een oorlog moeten soldaten elk bevel van hun bazen volgen.
het doel (-en) De jonge soldaten leren met hun geweer op een doel te richten.
Van sommige woorden wordt het verschil in gebruik in Nederland en België aan-gegeven. Bijvoorbeeld: in het Nederlands kun je geld 'pinnen', in België heet dat 'betalen met Bancontact'. Er is ook aandacht voor specifiek Nederlandse of Belgische betekenissen van woorden, zoals bij 'kaas' (p. 115).
De populaire 'Hollandse' kazen (bijvoorbeeld Gouda) worden meestal verdeeld
in de volgende soorten:
jonge kaas kaas die slechts vier weken oud is en nog zacht is
belegen kaas kaas die vier maanden oud is, een beetje harder is en zouter smaakt dan jonge kaas
oude kaas kaas die minstens tien maanden oud is, hard is en zout
smaakt.
Bij zelfstandige naamwoorden worden lidwoord, meervoud en accent aangege-ven, bij werkwoorden imperfectum en perfectum. Een alfabetisch register verge-makkelijkt het opzoeken van afzonderlijke woorden. Een extraatje vormen de kaders, waarin een grammaticaal, semantisch of cultureel onderwerp wordt uitgelicht dat aansluit bij het thema.
De Thematische woordenschat Nederlands voor anderstaligen is een toegankelijk na-slagwerk dat er mooi uitziet en veel informatie bevat. Het biedt niet alleen moge-lijkheden aan studenten Nederlands als tweede/vreemde taal om hun woordenschat op te frissen of er nieuwe woorden bij te leren, maar is ook nuttig voor docenten om er voorbeelden uit te halen of om lesmateriaal rond een thema te maken.
Tot zover het Leuvense. Dan via Maastricht nog even naar het noorden van de Lage Landen voor Op naar de eindstreep respectievelijk In de startblokken, twee publi-caties voor Duitstaligen.
In de startblokken
In de startblokken is geschreven voor Duitstaligen, waarvan de ervaring leert dat ze vanwege de verwantschap van de talen veel sneller het Nederlands onder de knie hebben dan leerders met een andere moedertaal.
De methode brengt de cursisten naar niveau A2 van het Europees Referentieka-der. Er staat een checklist van dat niveau achterin het boek, met daarbij de opmer-king: 'Niet alles is in dit boek behandeld, maar meestal kun je van jezelf wel bedenken of je dit kunt of niet'. Een wat kromme zin, die waarschijnlijk waar is.
Het boek telt achttien hoofdstukken bestaande uit een dialoog, een woorden-lijst met vertaling in het Duits, informatie over vocabulaire en grammatica, vier opdrachten en per even genummerd hoofdstuk enkele uitspraakoefeningen; achterin een overzicht van grammatica, een alfabetische woordenlijst en een lijst van onregelmatige werkwoorden. In totaal worden ruim duizend woorden aangebo-den. Twee cd's bevatten de dialogen in ongepauzeerde en gepauzeerde versie. Een van de sprekers uit de dialoog vormt de hoofdpersoon in de dialoog van het vol-gende hoofdstuk. Op die manier is er een soort eenheid gecreëerd door het boek heen. De dialogen zijn wat stijfjes ingesproken en komen soms wat onnatuurlijk
over. In les tien bijvoorbeeld komt huisarts Mehmet Kirbass met zijn fiets bij de fietsenmaker waar hij de volgende zin uitspreekt: 'Ik heb een slag in het wiel, de bagagedrager is afgebroken, het stuur en het zadel staan scheef en de tringel, hoe zeg je dat in het Nederlands, is kapot' (p. 80). Voor iemand van dat niveau met die woordenschat is 'bel' vast geen onbekend woord. Waarschijnlijk moest de uit-drukking 'Hoe zeg je dat in het Nederlands' hier nog worden opgenomen.
Op de methodesite (www.coutinho.nl/indestartblokken) staan nog eens 76 oe-feningen, voornamelijk grammaticaoefeningen, met feedback in de vorm van goed/fout. Ook de woordenlijsten staan op de website. Daarnaast zijn er op aan-vraag een elektronische docentenhandleiding en een toetsenbank te verkrijgen. In de docentenhandleiding worden per hoofdstuk suggesties gegeven aan de docent voor activerende, interactieve opdrachten, ook worden er kopieerbladen gegeven. Het didactisch uitgangspunt dat in de inleiding wordt geformuleerd is van een verbluffende eenvoud vergeleken bij de uitgebreide onderbouwing uit het docen-tenboek van Vanzelfprekend, maar bevat een vergelijkbare kern:
Een taal leren is een actief en interactief proces waarbij de docent een begelei-dende en sturende rol speelt. Het actieve proces moet bij de student plaatsvin-den, die de aangeboden stof verwerkt en toepast in zowel de lesomgeving als daarbuiten. Het interactieve proces vindt plaats in de onderwijssetting, waarin studenten de taal met elkaar gebruiken en van elkaar leren. In de startblokken biedt studenten en docenten de mogelijkheid om deze actieve in interactieve processen gestalte te geven door middel van zinvol taalaanbod en communica-tieve oefeningen, waarbij ook aandacht is voor de correctheid (Docentenhand-leiding, p. 5).
Hoewel het boek een vertaalde woordenlijst en een sleutel heeft en de oefeningen op de website feedback hebben, vinden de auteurs het niet geschikt voor zelfstu-die alleen. Ze hebben daar goede argumenten voor, die te maken hebben met bovenstaand uitgangspunt: door samen te werken leren studenten meer en een docent is nodig om actie en interactie te begeleiden en de link te leggen tussen de lessituatie en de praktijk daarbuiten. Dat is een duidelijke keuze.
In de startblokken is ontstaan uit cursusmateriaal voor een cursus van een week, en gaat uit van twintig contacturen en twintig zelfstudie-uren. Efficiëntie is dan belangrijk en daarom hebben de auteurs ook allerlei andere keuzes gemaakt: geen aandacht voor lees- en luisterstrategieën, weinig woordenschatoefeningen, nauwelijks culturele informatie, veel aandacht voor de vorm, veel aandacht voor spreekvaardigheid. Het is jammer dat die keuzes nergens worden verantwoord. Ik neem aan dat ze te maken hebben met de doelgroep, namelijk Duitstaligen, maar daar zou ik wat meer over willen weten.
Op naar de eindstreep
Uitgegeven bij dezelfde uitgever en voor dezelfde doelgroep is Op naar de eindstreep, materiaal dat gebruikt kan worden als vervolg op In de startblokken, want het brengt de student van niveau A2 naar B2, het vereiste niveau om toegelaten te worden tot een Nederlandse universiteit. Ook hier staat aan het eind van het boek een check-lijst (van niveau B2) die de student kan afvinken, met als titel 'Reflectie'. Op de methodesite van de uitgever een kopje 'Test je niveau' met een link naar de Dia-lang-site, waar cursisten een test kunnen doen die hun niveau van het Europees Referentiekader bepaalt. Het pakket bestaat uit boek, dvd en website en is even-eens bedoeld voor (hoogopgeleide) Duitstaligen. Naast een gemeenschappelijke doelgroep lijken de twee leergangen ook op elkaar qua vormgeving, maar inhou-delijk zijn er grote verschillen.
Op naar de eindstreep heeft veertien hoofdstukken over thema's als 'sport', 'wo-nen', 'uitvindingen', 'criminaliteit', 'natuurrampen', 'kunsten cultuur', 'natuur en milieu'. Behalve een inhoudsopgave is er ook een overzicht van wat per les wordt geleerd. Icoontjes verwijzen naar de audio- en videofragmenten, de kopieerbladen en de ondersteunende website (www.coutinho.nl/eindstreep). Op die site zijn extra grammatica- en vocabulaireoefeningen, vier per hoofdstuk. Alfabetische woor-denlijsten Duits-Nederlands en Nederlands-Duits staan niet alleen in het boek, maar ook op de site. Bij twaalf lessen horen geluids- en beeldfragmenten. Het zijn authentieke fragmenten met een dienovereenkomstig spreektempo en idem ruis, geschikt voor dit niveau.
'[...] het boek is gemaakt voor communicatief, interactief en taakgericht onder-wijs waarbij samenwerkend leren, FonF en het aanleren en gebruikmaken van strategieën belangrijke aspecten zijn'. Deze zin uit het voorwoord vormt het credo van de didactische aanpak, die gerealiseerd is in een drietal fasen: Voorbereiden, Uitvoeren en Oefenen (een variant op de bij de taakgerichte aanpak vaak toege-paste didactiek van Voorbereiden, Uitvoeren, Terugblikken). Voorbereiden en oefenen kan de student zelfstandig doen, maar voor de uitvoering van de taak is veelal samenwerking met andere studenten vereist. Wat precies het onderscheid in de uitwerking is tussen die drie delen, met name tussen Voorbereiden en Uitvoeren, is mij niet altijd duidelijk. De leestekst met vragen bijvoorbeeld komt in alle drie de fasen voor. Het gedeelte Oefeningen onderscheidt zich wel van de andere twee delen doordat het vooral gericht is op vocabulaire en grammatica, op afzonderlijke taalelementen dus, terwijl de taken uit de andere delen vaardighe-den geïntegreerd oefenen. Er zijn in totaal vijftien verschillende taken die zijn afgestemd op de doelgroep (aspirant-studenten): aantekeningen maken, informa-tie uitwisselen, gegevens met elkaar vergelijken, een discussie voeren, een samen-vatting maken, een verslag schrijven, overeenstemming bereiken, een mening ge-ven, informatie zoeken en uitwisselen, een diagram maken, vergelijken: grafieken, argumenteren, een korte presentatie geven, een enquête maken en uit-
voeren, een tabel of diagram beschrijven. Bij de taken staat vaak een kader met de nodige informatie over de taal, meestal grammatica die kort en schematisch is weergegeven. In een enkel geval wordt de student uitgedaagd zelf de regel te ont-dekken of toe te passen. Per hoofdstuk heeft het boek 16-24 gevarieerde oefenin-gen. Kopieerbladen, extra oefeningen en de transcripten van de geluidsfragmen-ten staan in de docentenhandleiding.
Ook Op naar de eindstreep geeft niet expliciet aan waarin het specifieke voor Duitstaligen zit. Sterker nog: de auteurs suggereren dat het boek zich ook leent voor andere doelgroepen. Dat lijkt mij een goede suggestie, want het zou jammer zijn als een zo zorgvuldig samengestelde en gevarieerde leergang slechts door een beperkte doelgroep zou worden gebruikt.
De combinatie met In de startblokken is dan minder gelukkig, lijkt me, alleen al vanwege de geringe woordenschat. Op naar de eindstreep biedt gemiddeld 100 nieuwe woorden aan per hoofdstuk, In de startblokken in totaal ruim 1000. Dat betekent dat studenten die de combinatie van die twee hebben gehad in totaal 2400 woorden intentioneel hebben kunnen leren. Volgens Hazenberg en Hulstijn2 moet ie-mand die een universitaire studie gaat volgen 10.000 woordfamilies kennen. Dat betekent dat diezelfde studenten er incidenteel nog zo'n 7500 bij moeten leren willen ze succesvol zijn in het universitair onderwijs. Kennelijk is dat voor Duitstaligen geen probleem, maar ik kan me voorstellen dat aspirant-studenten met een andere moedertaal veel meer aanbod en oefening op het gebied van vocabulaire nodig hebben, dus een uitgebreidere basiscursus.
Een laatste kanttekening betreft de culturele aspecten van de twee leergangen voor Duitstaligen. De onderwerpen zijn zo gekozen dat ze behalve bij het ERK aansluiten bij de belevingswereld van de studenten en niet aan de actualiteit zijn gebonden. Wat ik mis, is een vleugje cultuur met de grote C: een gedicht, een literaire tekst, een filmpje over de geschiedenis van Nederland of over 'Dutch design' of gewoon een liedje. Er zijn toch ook Duitstalige studenten die kunstge-schiedenis of theologie gaan studeren?
Deze rubriek toont aan dat 'de praktijk' een kweekvijver is voor lesmateriaal waaruit veel moois kan voortkomen. 2009 was in dat opzicht een productief jaar dat een aantal zeer bruikbare leermiddelen opleverde. En daar kun je er niet ge-noeg van hebben.
Besproken titels
Blomme, Ines, Annelies Nordin, Johanna Potargent, Nu versta ik je! Uitspraak Nederlands voor anderstaligen. Leuven/Den Haag, 2009. 208 pp. Boek met cd: ISBN 978 90 334 6891 9. € 41,50. www.uitgeverijacco.be.
Boer, Berna de, Margaret van der Kamp, Birgit Lijmbach. In de startblokken. Nederlands voor Duitstaligen. Bussum 2009. 181 pp. Boek met cd: ISBN 978 90 469 0146 5. € 32. www. coutinho.nl/indestartblokken.
Devos, Rita, Han Fraeters, Peter Schoenaerts, Helga Van Loo, Vanzelfsprekend. Nederlands voor anderstaligen. Tiende, herziene druk. Leuven/Den Haag 2009.
Tekstboek Engels, 304 pp. ISBN 978 90 334 7369 2.€ 40.
Werkboek Engels, 368 pp. ISBN 978 90 334 7370 8. € 34,50.
Tekstboek Frans, 304 pp. ISBN 978 90 334 7371 5. € 40.
Werkboek Frans, 368 pp. ISBN 978 90 334 7372 2. € 34,50.
Cd's (4), ISBN 978 90 334 7374 6. € 35.
Dvd, ISBN 978 90 334 7373 9. € 65.
Devos, Rita, Helga Van Loo, Evelien Versyck, Nederlands voor anderstaligen: van theorie naar praktijk. Docentenboek bij basiscursussen. Leuven/Den Haag 2009. 304 pp. ISBN 978 90 334 7375 3. € 65.
Taks, Henny, Katja Verbruggen, Op naar de eindstreep. Nederlands voor Duitstaligen. Bussum 2009. 318 pp. Boek met dvd, ISBN 978 90 469 0149 6. € 42,50. www.coutinho.nl/eind-streep.
Schoenaerts, Peter, Helga Van Loo, Thematische woordenschat Nederlands voor anderstaligen. Amsterdam/Antwerpen 2008. ISBN 978 90 545 1698 9. € 19,95.
1. Howard Gardner, Multiple Intelligences. New York 1993, 2006.
2. S. Hazenberg, J.H. Hulstijn (1996), 'Defining a minimal second-language vocabulary for non-native university students: An empirical investigation'. Applied Linguistics, 7,
i45-i63.